Toelichting financiële begrippen
Begrip | Omschrijving |
Actuele begroting | De laatste door de raad vastgestelde begroting inclusief alle tussentijdse begrotingswijzigingen. |
Algemene reserve | Reserve als buffer voor risico’s die de gemeente loopt. Deze reserve hoort bij het weerstandsvermogen. |
Algemene uitkering | Uitkering uit het Gemeentefonds. Financiering vanuit het Rijk aan gemeenten op basis van maatstaven. De uitkering is gebaseerd op de financiële verhoudingswet en is niet geoormerkt. |
Baten | Inkomsten/opbrengsten van de gemeente. |
Baten-lastenstelsel | Stelsel voor uitgaven en ontvangsten in de periode waarin verbruik van goederen en diensten plaatsvindt (baten ontstaan). Dit begrip is verderop toegelicht. |
Begroting | De begroting geeft op hoofdlijnen het beleid van de gemeente weer, ingedeeld naar programma’s en thema`s. Per programma of thema geeft de begroting inzicht in doelstelling van het beleid, benodigde activiteiten en hiermee samenhangende lasten en baten. De gemeenteraad stelt de begroting vast. Dit gebeurt uiterlijk 15 november van het voorafgaande jaar. |
Begrotingswijziging | Een aanpassing van de begroting tijdens het begrotingsjaar. De aanpassing gebeurt door de raad. |
Berap | Bestuursrapportage met tussentijdse verantwoording en nieuwe ontwikkelingen. De rapportage maakt het voor de gemeenteraad mogelijk om tussentijds bij te sturen. |
Bestemmingsreserve | Reserves voor een bepaald bestedingsdoel, dat de raad bepaalt. Deze reserves horen in beginsel bij het weerstandsvermogen. |
Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) | Wettelijke voorschriften voor verslaggeving bij gemeenten en provincies. Hierin staan ook inrichtingsvoorschriften voor programmabegroting en –verantwoording. |
Doelmatigheid (efficiency) | De mate waarin een geleverde prestatie is uitgevoerd tegen de minimale inzet van middelen. Verbeteringen op dit vlak zijn vaak verbeteringen van de bedrijfsvoering. |
Doeltreffendheid (effectiviteit) | De mate waarin een product/prestatie bijdraagt aan de uitvoering van de doelstellingen. Verbeteringen verhogen vaak het resultaat. |
Doeluitkering | Specifieke uitkering van het Rijk aan gemeenten voor specifieke taken. Doeluitkeringen zijn geoormerkt en niet vrij besteedbaar. |
Incidenteel | Uitgaven of inkomsten die eenmalig zijn en niet terugkeren. |
Investering | Uitgaven voor zaken met een meerjarig nut. Dit begrip is verderop toegelicht. |
Lasten | De uitgaven/kosten van de gemeente. |
Onrendabele investering | Investeringen die plaatsvinden dankzij een bijdrage uit algemene middelen. |
Rendabele investering | Een investering die volledig gedekt is uit opbrengsten en waarvoor geen bijdrage vanuit de algemene middelennodig is. |
Reserves | Reserves zijn het vrij te besteden vermogen van de gemeente. Dit begrip is verderop toegelicht |
Stelpost | Een begrotingspost die niet specifiek hoort bij programma’s of projecten in de begroting. Toerekening kan op een later moment plaatsvinden. |
Structureel | Jaarlijks terugkerende lasten en baten. Uitgangspunt is dat de structurele baten structurele lasten dekken. |
Verantwoording (jaarrekening) | De jaarrekening laat het op hoofdlijnen uitgevoerde beleid van de gemeente zien, ingedeeld naar programma’s en projecten. Per programma en project geeft de jaarrekening inzicht in doelstelling van het beleid, welke activiteiten zijn uitgevoerd en wat het dat jaar per saldo kostte. De gemeenteraad stelt de jaarrekening vast, uiterlijk 15 juli na het afgelopen begrotingsjaar. |
Voorzieningen | Voorzieningen zijn posten op de balans, waaruit toekomstige voorwaardelijke uitgaven kunnen voortvloeien . Vaak zijn plannen en gedegen inschattingen nodig om het voorwaardelijk karakter en de dekkendheid te kunnen invullen. Dit begrip is verderop toegelicht. |
Weerstandscapaciteit | De elementen waarmee de gemeente tegenvallers opvangt. De weerstandscapaciteit heeft een incidenteel en een structureel deel. Het vrij besteedbare deel van de reserves bepaalt deels de omvang van de weerstandscapaciteit. |
Weerstandsvermogen | Het weerstandsvermogen is het verschil tussen weerstandscapaciteit en de inschatting van de risico’s. Het is de buffer om risico’s op te vangen, zonder aanpassing van de begroting en het beleid. Dit begrip is verderop toegelicht. |
Stelsel van baten en lasten
De financiële wereld maakt onderscheid in inkomsten en uitgaven vs. baten en lasten.
Inkomsten zijn de inkomende geldstromen, uitgaven de uitgaande geldstromen. De daadwerkelijke financiële stroom is leidend. Lasten en baten zijn inkomsten en uitgaven in een bepaald jaar. Het jaar waarop de betaling betrekking heeft bepaalt, niet de betaling zelf. Een voorbeeld van een last die geen uitgave is, is de afschrijving van een gebouw. Het gebouw is eerder neergezet en leidde in die tijd tot een uitgave. De lasten horen bij de jaren waarin het gebouw gebruikt wordt. Dit doet recht aan het feit dat het gebouw op meerdere jaren betrekking heeft en dus meerdere jaren tot last is. Een ander voorbeeld is een factuur die na 1 januari binnenkomt voor een cursus die vóór 31 december is gevolgd. De last drukt op het jaar dat de cursus is gevolgd, de betaling (de uitgave) gebeurt in het nieuwe jaar.
Reserves en voorzieningen
Reserves en voorzieningen verschillen van elkaar op het gebied van vrije besteding. Een voorziening is voor een onderliggend doel. Geld in een reserve kan de raad voor een ander doel inzetten.
In principe zijn reserves vanuit bedrijfseconomisch perspectief vrij te besteden.
Er zijn algemene en bestemmingsreserves.
Een algemene reserve is een buffer om risico’s op te vangen. Voor deze risico’s is geen verzekering, bestemmingsreserve of voorziening. Daarnaast vangen algemene reserves niet structurele begrotings- en rekeningstekorten op. Deze buffer noemen we vaak weerstandsvermogen. We kunnen niet objectief vaststellen hoe hoog de buffer moet zijn. Inzicht in de verplichtingen en risico’s is belangrijk, om de minimale hoogte van de algemene reserve te bepalen.
Er zijn algemene reserves (zonder bepaald doel) en bestemmingsreserves (met een bepaald doel). De gemeenteraad stelt een reserve in, bepaalt het doel en wijzigt dit eventueel. Voor gebruik van de reserves is een raadsbesluit nodig, vanwege de besteding voor een bepaald doel.
Voorzieningen zijn onderdelen van het vermogen. Ze geven een schatting van te voorziene lasten voor risico’s en verplichtingen. De omvang en/of het tijdstip dat ze optreden zijn niet of niet helemaal aan te geven. Het doel is dus om zo goed mogelijk de omvang in te schatten van vooraf te nemen risico’s en verplichtingen. Als het risico of de verplichting zich voordoet, is er dus al rekening mee gehouden. Anders dan bij reserves zijn risico’s en verplichtingen bij voorzieningen wel in te schatten. Een voorziening moet de omvang van de verplichting of het risico hebben. Daarom moet deze regelmatig getoetst zijn aan de omvang. Om dit te goed te beoordelen is een beheersplan voor voorzieningen nodig. De besteding van een voorziening is dan niet vrij.
Belangrijkste overeenkomsten en verschillen tussen reserves en voorzieningen:
Reserves | Voorzieningen | |
---|---|---|
Instelling door: | Gemeenteraad | College/ Gemeenteraad |
Bevoegd tot dotaties: | Gemeenteraad | College/ Gemeenteraad |
Bevoegd tot onttrekkingen: | Gemeenteraad | College van B&W |
Wijziging bestemming? | Mogelijk door gemeenteraad | Niet mogelijk |
Aanwending vrij | Ja, met een raadsbesluit | Nee, alleen voor het benoemde doel |
Financieel onderbouwd | Niet nodig, wel gewenst | Ja, onderbouwing met (beheers)plannen |
Investeringen
Investeringen zijn grote uitgaven om zaken voor meerdere jaren te ontwikkelen. Het gebruiken de lasten zijn over meerdere jaren verdeeld. Deze manier van verdelen over jaren heet afschrijven.
Financiële positie/weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is het verschil tussen vrij besteedbare reserves (weerstandscapaciteit) en de inschatting van de risico’s. Het weerstandsvermogen is de buffer om risico’s op te vangen, zonder aanpassing van begroting en beleid. Hoe groter het totale weerstandsvermogen, hoe beter de financiële positie.